Page 9 of Near Dark

Over zijn schouder kijkend ving hij een glimp op van de andere mannen, die met snelle bewegingen een lijkenzak openvouwden en de dode man daarin legden.

Toen ze uit de doorgang tevoorschijn kwamen, zag hij een donkere bestelbus zonder zijramen langs het trottoir staan. Ze liepen erheen, de zijdeur schoof open en hij stapte in. Zijn twee begeleiders bleven buiten op wacht staan. Binnen rook het naar ontsmettingsmiddel.

Een paar seconden later arriveerden de andere mannen met de lijkenzak. Zodra de dode was ingeladen, stapte iedereen in en reed de bestelbus weg. De inzittenden ontdeden zich van hun nachtbrillen en bivakmutsen. Een voor een werden de gezichten van zijn teamgenoten zichtbaar.

De eerste die zijn bivakmuts af trok was de man wiens stem hij had herkend: Mike Haney. Met zijn hoekige kaken en gemillimeterde haar leek de een meter tachtig lange Force Reconmarinier weggelopen uit een wervingsadvertentie.

‘Wat is er net allemaal gebeurd?’ vroeg Harvath.

‘We hebben je leven gered,’ antwoordde Haney. ‘Alweer.’

Zijn collega had uiteraard gelijk. Als zij er niet geweest waren, was Harvath nooit levend van zijn laatste missie in de Verenigde Staten teruggekeerd. Maar wat deden ze hier?

Tyler Staelin, die de rol van hospik vervulde, haalde een zaklampje uit zijn eerstehulpdoos, schakelde dat in en vroeg Harvath het licht met zijn ogen te volgen. Zodra de een meter vijfenzeventig lange ex-Delta Forcecommando tevreden was met het neurologisch functioneren van zijn collega, nam hij een lijst met vragen door om mogelijke andere verwondingen te diagnosticeren.

Nadat Harvath er een stuk of drie had beantwoord, kreeg hij er genoeg van. ‘Met mij is alles goed,’ zei hij. ‘Beantwoord mijn vraag.’

Staelin brak twee koude kompressen open en gaf die aan hem. ‘Druk die op de plekken waar je ze nodig hebt.’

Harvath schoof ze onder zijn shirt en hield ze tegen zijn borstkas gedrukt, wat hem veel ongemak bezorgde. ‘Wat is er verdomme toch aan de hand?’ herhaalde hij. ‘Wat doen jullie hier?’

Ze bleven zwijgen, en dat verontrustte hem. Galgenhumor hoorde bij het werk en deze ploeg was daar een meester in. Normaal gesproken lieten ze zich nooit de mond snoeren. Dat niemand antwoord gaf, kon maar één ding betekenen. Ze hadden slecht nieuws.

Chase Palmer, de andere ex-Delta Forcecommando, nam uiteindelijk het woord. Hij leek niet alleen een jongere versie van Harvath, maar was eveneens persoonlijk door de Ouwe aangeworven. ‘We hebben een tip van de Noorse Inlichtingendienst gekregen,’ zei hij.

Harvath werd steeds ongeduldiger. ‘Wat voor tip?’

‘Carl Pedersen is vermoord.’

5

Het voelde alsof hij in zijn gezicht werd geslagen. Carl Pedersen was niet alleen Harvaths beste informant in Scandinavië, maar ook een vriend. De Ouwe had ze aan elkaar voorgesteld en ondanks het leeftijdsverschil waren ze nauw bevriend geraakt. Verschrikkelijk dat Pedersen er niet meer was, vooral nu hij net zijn vrouw en twee dierbare vrienden had verloren.

‘Wanneer is dat gebeurd?’

‘Vier dagen geleden,’ antwoordde Chase. ‘Misschien eerder. Zijn lichaam is vandaag pas gevonden. Een buurman heeft hem in zijn buitenverblijf aangetroffen.’

‘Hoe is hij vermoord?’

‘Volgens de Noren bood hij bepaald geen prettige aanblik. Hij was vastgebonden en gemarteld. Daarna is hij met één schot in de borst omgebracht. De kogel is dwars door zijn hart gegaan.’

Harvard was niet iemand die geneigd was zich in de kaart te laten kijken, zeker niet als het om emoties ging, en trok alleen wit weg. Dat was een ellendige manier om dood te gaan, zeker voor iemand als Pedersen.

Hij was echt een goede kerel geweest. Iemand van de oude stempel. Altijd bereid om de regels ruim te interpreteren of zelfs te overtreden als je daar levens mee kon redden. Hij was een spion geweest die spionnen bespioneerde. Bij de Noorse Inlichtingendienstniswaren er maar weinigen zoals hij. Noorwegen mocht van geluk spreken met hem, gezien het feit dat het land aan Rusland grensde, waar allerlei kwalijke praktijken plaatsvonden. Het zou niet makkelijk worden om hem te vervangen.

Het leek een professionele actie. Toch leek het niet logisch dat de Noren hen hadden gewaarschuwd. ‘Vanwaar dat telefoontje?’ vroeg hij. ‘Waarom hebben ze ons ingelicht?’

Chase gaf geen antwoord, omdat hij aarzelde om de volgende klap uit te delen. Hij wist hoe groot die klap zou zijn.

De chauffeur die hen naar de marinebasis Key West bracht, was Sloane Ashby, het enige vrouwelijke teamlid, en ook een van de jongste. Ze was ex-landmacht en was eveneens door de Ouwe gerekruteerd. Ze was niet alleen aantrekkelijk, maar kon ook heel grappig zijn. Dit was echter geen moment om lollig te doen. Het had geen zin er langer omheen te draaien, Harvath moest het nu weten.

‘Denisheeft als meest aannemelijke theorie dat Pedersen gemarteld werd om toegang tot zijn telefoon en laptop te krijgen.’

Harvath trof haar blik in de achteruitkijkspiegel. ‘Hoezo? Met welk doel?’

‘Volgens hun forensische computerspecialisten was de moordenaar bezig een dossier op te bouwen.’

‘Waarover?’