Page 7 of Near Dark

Ze keken hem op hun beurt grijnzend aan. De grootste van de twee nam nog een slokje van zijn bier, terwijl de ander de barkeepster losliet.

Terwijl ze op een veilige afstand ging staan, riep ze: ‘Ik ga de politie bellen.’

‘Ik zou eerst maar een ambulance bellen,’ zei de kameraad, terwijl hij naar de deur gebaarde.

‘Goed idee,’ zei Harvath met instemming, terwijl hij naar de uitgang liep. ‘Ik zou er zelfs twee bellen.’

3

Harvath keek wel uit om in de bar het gevecht aan te gaan. Daar kon te veel verkeerd gaan. Er waren ook te veel getuigen. Een aantal van hen had zijn telefoon kunnen pakken om te filmen wat er gebeurde en het op internet kunnen zetten, of het, erger nog, aan de politie kunnen geven, die het later met een jury zou delen. Harvath mocht dan in zijn recht staan, zijn vechtstijl was volstrekt meedogenloos. Voor de gemiddelde burger, die niet met geweld vertrouwd was, zou het een hele opgave zijn ernaar te kijken en hij zou er in de rechtszaal zeker niet veel sympathie mee verdienen. Het maakte niet uit wie er met vechten was begonnen; de jury zou uitsluitend gefocust zijn op de manier waarop hij het gevecht had beëindigd. Het was het verstandigst om het strijdtoneel naar buiten te verplaatsen.

Buiten waren er geen camera’s. Buiten kon hij doen wat hij wilde. Buiten kon hij zijn woede de vrije loop laten.

Wie die klootzakken ook waren, hij zou ze laten boeten voor alle ellende die hem was overkomen.

Het maakte niet uit dat ze er niets mee te maken hadden. Ze vroegen er gewoon om een flinke aframmeling, en aframmelingen waren toevallig een van zijn specialiteiten. Zijn voorstel aan de barkeepster om twee ambulances te laten komen was niet overdreven, maar eerder hoffelijk. Hij zou ze allebei volkomen verrot slaan. Hoe eerder ze dit achter de rug hadden, hoe beter.

In de klamme avondlucht stelden ze zich achter het gebouw op. Harvath keek snel rond of hij misschien camera’s over het hoofd had gezien of dat er losse voorwerpen lagen die je kon oppakken om als wapen te gebruiken. Niets. Het was tijd om aan het werk te gaan.

Met een reeks beledigingen aan zijn adres had de kleinste van de twee al een ernstige fout gemaakt. Hij had zijn borstkas opgezet en daarbij stom genoeg ook zijn kin uitgestoken. Harvath stapte meteen naar voren en diende hem een verwoestende stoot op zijn keel toe.

Naar adem happend viel de man achterover, terwijl hij in een reflex zijn handen naar zijn hals bracht.

Harvath draaide om zijn as om de confrontatie met zijn kameraad aan te gaan, maar hij was niet snel genoeg. De grootste van de twee was al naar links uitgeweken en sloeg hem zo hard tegen zijn slaap dat hij sterretjes zag. Met knikkende knieën viel hij op de grond.

Dat was een domme fout. Harvath had dat moeten zien aankomen, maar in zijn woede had zijn ego de overhand gekregen. Hij was overmoedig geweest en verkeerde nu in problemen, grote problemen zelfs.

De grond was in een straatgevecht de allergevaarlijkste plek. Zijn tegenstander, die zich meteen realiseerde dat hij het initiatief had, profiteerde daar gretig van en trapte en schopte hem zo hard als hij kon.

Na een paar forse trappen dook de kleinste van de twee, die inmiddels weer kon ademen, weer op en begon ook op hem in te hakken. Het was een kwestie van tijd voordat een van de twee hem tegen zijn hoofd zou schoppen. Als dat eenmaal gebeurde was het gevecht voorbij. Harvath moest iets doen, en snel ook.

Hij rolde op zijn zij, waarop de twee mannen hem nog fanatieker begonnen te trappen.

Op zijn elleboog steunend ving hij de klappen op, en ondertussen zette hij zich schrap met zijn hand en probeerde zich van de grond op te drukken. Zodra zijn benen zich onder hem bevonden, hoefde hij alleen nog maar genoeg ruimte te hebben om op te staan.

Zijn aanvallers verplaatsen zich in een kring om hem heen, en Harvath draaide met hen mee. Met zijn vrije arm weerde hij de schoppen en vuistslagen af, op zoek naar een opening. Toen die zich aandiende sprong hij rechtop, waarbij hij de grootste man in zijn kruis trapte.

De twee aanvallers werden door deze actie volkomen verrast. Harvath was terug in de strijd en toonde geen genade. Terwijl hij een slecht gemikte vuistslag van de kleinste man ontweek, trof Scot hem met een gemene combinatie van linkse en rechtse hoekstoten.

Met de eerste brak hij de neus van zijn belager, wat met gekraak van kraakbeen en rondspattend bloed gepaard ging, en na de laatste hoekstoot viel de man bewusteloos op de grond.

Om te voorkomen dat hij zijn eerdere fout herhaalde, hield hij beide handen omhoog om zijn hoofd te beschermen. Terwijl hij in beweging kwam, sprong de grootste aanvaller op hem af en bewerkte hem met een stel harde vuistslagen. Wat hij ook probeerde om buiten zijn bereik te blijven, toch slaagde zijn tegenstander erin hem keer op keer te treffen.

Hij bleek een uitzonderlijk bedreven vechtersbaas, en Harvath was gedwongen zijn handen omhoog te houden om zijn gezicht en hoofd te beschermen. Dat betekende dat zijn lichaam voor de rest kwetsbaar was en hij incasseerde dan ook een flink aantal pijnlijke klappen en beuken op plekken die al eerder getroffen waren. Toen zijn tegenstander hem met twee harde stoten in zijn nierstreek trof, wist Harvath zeker dat hij een week lang bloed zou plassen.

Dit gevecht was veel zwaarder dan hij had verwacht. Hij moest er snel een eind aan maken.

Terwijl zijn tegenstander naar voren stapte voor een nieuwe reeks vuistslagen, haalde Harvath uit voor een vernietigende trap van opzij, waarmee hij de linkerknie van de man verbrijzelde. Hij kwam dichterbij en bewerkte de man als een razende met zijn vuisten.

Alles werd een vage kluwen van knieën, vuisten en ellebogen. Elke klap of trap trof doel, en Harvaths woede vond daarin met daverend geweld een uitweg.

De aanval voltrok zich zo snel en kwam uit zoveel verschillende richtingen dat de grootste belager zich op geen enkele wijze kon verdedigen. Zodra hij zijn handen en armen opstak om zijn hoofd te beschermen, viel Harvath zijn lichaam aan. Zodra hij probeerde zijn lichaam te beschermen, richtte Harvath zich op zijn hoofd en gezicht.

Ondertussen beschermde de man zijn goede knie, omdat hij wist dat als Harvath die wist te treffen, het gevecht voorbij was.

Harvath zag hoe zijn tegenstander zich daarop richtte en deed alsof hij zijn dekking verwaarloosde.

Hij vormde zo’n perfect doelwit dat de toegetakelde, bebloede man voor de verleiding bezweek en nog eenmaal hard uithaalde, in de hoop Harvath toch nog uit te schakelen. Dat was de laatste fout die hij maakte.