Page 55 of Near Dark

De drank gaf hem de kans een toeschouwer te zijn, om op de rand van zijn ziel te staan en daaroverheen te turen. Door de alcohol kon hij zijn persoonlijke landschap taxeren en er langdurig en onverschrokken naar staren. Het was alsof hij in een jury zat en een onpartijdig oordeel over een volstrekte vreemde velde. Het vonnis: schuldig.

Schuldig aan elke denkbare zonde. Zijn lijst van vergrijpen was lang en een deel ervan was behoorlijk schokkend. Er waren hem verschrikkelijke dingen aangedaan, maar hij had anderen eveneens verschrikkelijke dingen aangedaan.

Uiteraard had hij die acties gerechtvaardigd door die aan het gedrag van zijn slachtoffers te wijten. De anderen waren ‘de schurken’, zijn alomvattende term voor degenen die de wraak die hij op hen had genomen ten volle verdiend hadden. Hij had al zijn opdrachten vrijwillig aanvaard en was in de meeste gevallen de belangrijkste bedenker van de opgelegde straffen.

Hij had altijd veel aandacht voor de details getoond, meer dan professioneel vereist was. Hij wilde zo graag dat het recht zijn loop kreeg, dat je het bijna obsessief kon noemen. Het goede moest in zijn opinie niet alleen het kwaad overwinnen, maar het kwaad diende ook te boeten, en zwaar ook. Dat was de kern van zijn werk en van zijn persoonlijkheid. Daarom was hij altijd missies blijven uitvoeren en was hij de gevaarlijkste opdrachten blijven aannemen.

Het kwaad stond hem zo tegen dat hij het niemand anders toevertrouwde om het de les te leren die het bij uitstek verdiende. Niemand was bereid om de pijn toe te dienen die hij zelf als de beste kon toedienen. Misschien was dat de reden waarom hij zo opgefokt was. Hem was het meest onvoorstelbare kwaad aangedaan, en ondanks de wraak die hij had genomen, had hij nog altijd niet het gevoel dat de schuld geheel vereffend was.

Misschien was hij er daarom mee akkoord gegaan om de bars van Key West te verlaten en achter de moordenaar van Carl Pedersen aan te gaan. Hij deed het in elk geval niet uit zelfbehoud. Mogelijk stuurden ze een heel leger van huurmoordenaars op hem af. Dat kon hem niet schelen. Als mensen anderen iets aandeden – degenen die hij als onschuldigen beschouwde of die hun lot niet verdiend hadden – was hij het zwaarst gekwetst en was zijn verlangen om het kwaad de hoogst denkbare prijs te laten betalen het grootst.

Hij had het gevoel dat hij inmiddels over de rand was gevallen en nu in een inktzwarte afgrond viel.

Toen de stewardess hem zijn maaltijd bracht, was dat een welkome en zelfs hoogst noodzakelijke onderbreking, een kort respijt van de woelige zee vol onbeheerste gedachten.

Hij schakelde van whiskey over op rode wijn en probeerde zich op de smaken van het eten te concentreren. Het was al een tijdje geleden dat hij zo lekker had gegeten. Hij genoot van malse, magere runderfilet, gebakken aardappelen en dunne gesauteerde sperzieboontjes. Het broodje was knapperig en warm. De boter zacht en zout. Zelfs de salade was uitzonderlijk goed.

De enige andere keer dat hij in een regeringsvliegtuig zo goed had gegeten, was aan boord van Air Force One. Gezien het niveau van de passagiers die in C-37B’s vlogen, zou het hem niet verrast hebben dat de gerechten door hetzelfde culinaire team voorbereid werden.

Maar hoezeer hij ook van het eten genoot, uiteindelijk voerden zijn gedachten hem weer naar dezelfde plek als altijd. Lara.

Het hoorde bij de vloek dat hij zoveel oog voor detail had dat hij zich alles over haar nog kon herinneren. Hij herinnerde zich hoe heerlijk ze had geroken. Hij herinnerde zich hoe haar lichaam in zijn armen had gevoeld. Hij herinnerde zich het gevoel van haar haren die over zijn borst streelden en hoe haar lippen op zijn mond voelden. Hij herinnerde zich alles en dat maakte hem gek.

Hij gebaarde tegen de stewardess dat hij nog een glas wijn wilde en probeerde aan iets minder deprimerends te denken. Iets goeds. Iets puurs.

Zijn gedachten dwaalden af naar Marco, Lara’s prachtige zoon. Ze hadden zo’n geweldig gezinnetje kunnen zijn.

Ze hadden alle drie niet zonder elkaar gekund. Maar toen Lara uit het leven was weggerukt, was daar niets van overgebleven.

De laatste keer dat Harvath Marco had gezien, was op de dag van Lara’s begrafenis. Hij had het jongetje meegenomen om ergens wat te eten en naar de Legowinkel te gaan, en tot slot waren ze naar een plek langs de Charles River in Boston gegaan, waar hij altijd de eendjes voerde.

Het was een hartverscheurende ervaring voor hem geweest, maar tegelijk ook hartverwarmend, omdat een sprankelend vonkje van Laura in Marco voortleefde. Lara’s ouders, die al op leeftijd waren, zorgden voor hem.

In een alcoholische roes had Harvath een paar keer de telefoon gepakt om zijn schoonouders te bellen en hun te vertellen dat hij Marco wilde adopteren en zelf opvoeden.

Dat was natuurlijk volkomen krankzinnig geweest. Harvath kon niet eens voor zichzelf zorgen, laat staan voor een jongen van vier. Maar toch had hij gemeend dat dat het juiste was geweest en dat hij het echt wilde.

Terwijl de stewardess zijn glas bijvulde en de borden weghaalde, maakte hij het zich gemakkelijk in zijn stoel en sloot zijn ogen. Hij dacht aan de eerste vakantie samen met Lara en Marco. Ze waren naar Cape Cod geweest, waar ze de dagen hadden doorgebracht met aan het strand liggen, fietsen of ijsjes eten.

Ze hadden de reis vanwege het werk moeten afbreken. Er was een crisis uitgebroken en Harvath moest vertrekken. Lara had het goed opgenomen. Ze was dankbaar geweest voor de tijd die ze samen hadden doorgebracht en had hem verzekerd dat er nog vele vakanties zouden volgen. En omdat hij zoveel van haar en haar zoontje hield, had hij haar geloofd. Kon hij maar op de een of andere manier teruggaan in de tijd en zichzelf waarschuwen.

Helaas, dat was natuurlijk uitgesloten. Het enige wat hij kon doen, was die prachtige momenten in gedachten nog eens beleven. En dat deed hij dan ook.

Hij viel in slaap en dacht aan een van de gelukkiger perioden in zijn leven, zonder enig idee te hebben van het gevaar dat hij tegemoet vloog.

23

Vliegbasis Chièvres België

Zodra het toestel op de vliegbasis Chièvres was geland, liep Harvath de vliegtuigtrap af en werd hij op het platform opgewacht door luitenant-kolonel James Mitchell, commandant van het 424th Air Base Squadron. Het 424th was een geografisch afgescheiden eenheid van de 86th Airlift Wing, gestationeerd op de vliegbasis Ramstein in Duitsland. Mitchell had de leiding over alle activiteiten in Chièvres.

Omdat Harvath als adviseur van het ministerie van Defensie was geïdentificeerd en in burger was, begroette Mitchell hem met een ferme handdruk en de woorden: ‘Welkom in België, Mr. Brenner.’

‘Dank u, kolonel,’ antwoordde hij.

‘Ik begrijp dat u niet lang bij ons blijft.’

‘Alleen voor een korte vergadering en dan vertrek ik naar Siauliai.’ Met een knikje naar een wachtende auto met chauffeur vroeg hij: ‘Is die voor ons?’