De belager die het dichtst bij haar stond, viel meteen op de grond. Ze had twee kogels door zijn hoofd geschoten. De tweede man had slechts een schampschot opgelopen en beantwoordde het vuur een seconde later.
Ook hij leek de spiegel te gebruiken, want op het moment dat Sølvi dekking zocht, wist hij kennelijk precies waar ze zat en schoot hij driemaal.
Twee van de schoten misten, maar een was raak. De kogel drong vlak bij haar rechterheup in haar buik en vloog er via haar onderrug weer uit.
Ze had nog nooit zo’n felle pijn gevoeld, maar ze moest die onderdrukken en er niet op letten, zoals haar was geleerd. En dat lukte.
Weer probeerde ze de spiegel te gebruiken, maar ze zag niet meer dan een glimp van haar tegenstander. De man was onder de eettafel gekropen en ze kon hem nauwelijks zien. Desondanks richtte ze het pistool op wat ze kon zien en bleef vuren, terwijl ze zo snel mogelijk een betere positie probeerde te vinden.
De man slaakte een kreet toen ze hem in zijn rechtervoet schoot. De kogel drong door de zool van zijn schoen naar binnen en vloog er via de wreef weer uit.
Ze keek naar haar eigen verwonding en zag dat ze bloedde. Ze moest druk uitoefenen op de wond, maar eerst moest ze deze kerel uitschakelen.
Ze wierp nogmaals een blik op de spiegel om te zien waar hij was en loste een schot dat het glas verbrijzelde, zodat hij niet meer kon zien waar ze was. Ze koos een nieuwe positie, haalde het bijna lege magazijn uit het pistool en duwde er een nieuw in.
Wie deze kerel ook was, ze wilde hem geen tijd geven om zich weer op te stellen en al helemaal niet om naar de diplomaat toe te kruipen, hem als een schild vast te grijpen en als onderhandelingstroef zijn pistool tegen zijn hoofd te zetten. Het was tijd voor actie.
Ze liep terug naar de plek waar ze vlak daarvoor had gezeten, liet zich op de grond vallen en loste vlak boven de grond door de muur heen een paar schoten, in de richting van de onderkant van de eettafel.
De kamer stond al snel blauw van de kruitdamp, en de wolk werd steeds dichter. Schilfers verf, stukken gips en houtsplinters vlogen in het rond.
Ze hoorde de man tweemaal een pijnlijke kreet slaken. Hij schoot driemaal haar kant op, maar daarna zwegen hij en zijn wapen.
‘Help me!’ schreeuwde de diplomaat.
‘Zijn ze dood?’ riep ze terug, terwijl haar oren suisden door de harde knallen van de pistolen van haar tegenstanders.
‘Ja,’ schreeuwde hij.
‘Allebei?’
‘Die het dichtst bij me ligt is zeker dood,’ antwoordde de diplomaat. ‘De ander is onder de tafel uit gekropen en is in de hoek van de kamer in elkaar gezakt. Bij het raam. Hij beweegt niet.’
Sølvi verwisselde het magazijn weer, strompelde naar de overkant van de woonkamer en sloop langzaam achter het meubilair langs naar de raamkant.
Toen ze er eenmaal zeker van was dat ze goed zicht op de eetkamer had, bracht ze haar pistool omhoog en waagde ze het erop om een blik te werpen.
De man lag ineengezakt in de hoek, precies op de plek die de diplomaat had aangeduid. Zijn overhemd en zijn broek zaten onder het bloed. Er druppelde ook bloed uit zijn mond. Zijn hand lag op zijn schoot, nog steeds om de greep van zijn pistool geklemd. Hij had zijn ogen opengesperd en staarde haar strak aan, alsof hij precies wist waar ze weer zou opduiken.
Ze haalde de trekker over en vuurde kalm tweemaal twee schoten af in zijn hoofd en in zijn borst.
Bloed en stukjes schedel en hersenen spatten tegen de muur achter hem. Het pistool viel uit zijn hand. Langzaam zakte zijn zware, met bloed besmeurde lichaam naar links en gleed langs het behang omlaag, totdat het met een plof op de grond bleef liggen.
Sølvi stond voorzichtig op en keek rond of er nog meer bedreigingen waren. Toen het oorsuizen af begon te nemen, meende ze het geloei van politiesirenes te horen.
‘Zijn hier nog meer mensen?’ vroeg ze.
De diplomaat schudde zijn hoofd. ‘Alleen zij. Alsjeblieft, maak me los.’
Ze gebaarde dat hij zijn mond moest houden en sloop de eetkamer in, waar ze de aanvallers nauwkeurig bekeek en hun pistolen wegschopte. Ze waren allebei dood.
Ze bevrijdde de diplomaat en gebaarde dat hij stil moest zijn en op zijn plek moest blijven. Ze opende de keukendeur om zich ervan te verzekeren dat niemand zich in de buurt verborg. Dat deed ze ook bij de badkamer, de kasten en de kinderkamer.
Ze liep naar de diplomaat terug en vroeg: ‘Ben je gewond?’
De man schudde zijn hoofd. ‘Nee.’
‘Kun je je bewegen?’