‘Breng je me morgen dan niet naar het vliegtuig?’ had hij gevraagd. ‘Absoluut niet,’ had ze geantwoord. ‘Je hebt een reis met je vrouw en kinderen vertraagd. Dan wil je toch absoluut niet met een onbekende dame worden gezien? Dat staat garant voor problemen als jouw inlichtingendienst jou in de gaten houdt.’
‘Waarom zou de inlichtingendienst mij in de gaten houden?’
Ze was openhartig geweest, maar dat had hem juist afgeschrikt. Het kwam er nu op aan hem te kalmeren. ‘Je hoeft je nergens zorgen over te maken. Niemand houdt je in de gaten. Alles komt goed.’
‘Hoe kun je dat nou weten?’ vroeg hij met toenemende nervositeit.
‘Denk aan Noorwegen,’ antwoordde ze in een poging hem gerust te stellen. ‘Jij zult daar met je gezin een heerlijk leven leiden. Als je daarop focust, zal alles goed gaan.’
‘Hoe weet je dat we daar veilig zijn?’ vroeg hij, nog altijd bevangen door angst.
‘Daar hebben we toch over gesproken? Niemand zal weten dat je in Noorwegen bent. Er zal bewijs geleverd worden dat je had geregeld om door een auto bij het delegatiehotel afgehaald te worden, die jou en je gezin naar een privévliegveld zou brengen. Daar zou een privéjet klaarstaan waarmee jullie allemaal naar Zuid-Afrika zouden vliegen. Buiten Kaapstad zal het spoor doodlopen, op een paar tegenstrijdige geruchten na dat een buitenlands gezin probeerde uit te zoeken hoe ze in het geheim naar Botswana zouden kunnen reizen. Of was het Namibië? Nee, wacht. Ik denk dat het gezin probeerde Zimbabwe binnen te komen.’
Ze had hem een tijdlang bij de hand moeten houden, maar nu had ze het gevoel dat hij zover was. Hij hoefde alleen nog maar de nacht door te komen en de volgende ochtend naar het vliegveld te gaan.
Op het moment dat hij uit het appartementengebouw moest komen, zat ze een half huizenblok verderop in haar auto op de uitkijk. Hij verscheen niet.
Er ging van alles door haar heen. Had hij zich verslapen? Was hij ziek? Kater? Had hij een hartaanval gehad? Een beroerte? Wat was er verdomme aan de hand?
Ze wachtte zo lang mogelijk en gaf toen toe aan een fatale karaktereigenschap. Ze moest per se weten waarom de diplomaat niet was vertrokken.
Ze sloot haar auto af en liep ontspannen verder de straat in, waarbij ze net deed alsof ze druk bezig was met haar telefoon.
Ze hadden een manier gevonden om elkaar via Instagram op de hoogte te houden. Gebaseerd op wat ze kon zien, was hij niet meer actief geweest sinds ze elkaar de vorige dag hadden gesproken. Er was beslist iets aan de hand. Voordat hij vandaag ook maar iets zou ondernemen, had hij op zijn account moeten inloggen. Dat had hij niet gedaan.
Terwijl ze langs het appartementsgebouw liep, keek ze zo onopvallend mogelijk of ze iets ongewoons zag: schimmige gedaanten in deuropeningen, geparkeerde auto’s met inzittenden of andere zaken die op een of andere vorm van observatie wezen. Ze zag niets. Voor zover ze kon zien, was er niemand op straat.
Tegen haar intuïtie in besloot ze zijn appartement te controleren, en dat ook nog zonder back-upteam.
Het was een oud gebouw. Het zou haar weinig moeite kosten om in te breken. Dat bleek niet nodig te zijn.
Er kwam een hele stroom bewoners naar buiten die naar hun werk gingen. Geen van hen nam zelfs maar de moeite om achterom te kijken om zich ervan te verzekeren dat de deur van de toegangshal weer in het slot was gevallen. Sølvi hoefde alleen maar vlakbij te wachten. Toen de volgende bewoner naar buiten kwam, glipte ze naar binnen.
De diplomaat woonde op de tweede verdieping. Ze nam niet de lift maar de trap naar boven, waarbij ze ervoor zorgde zo min mogelijk geluid te maken.
Nog voordat ze bij de deur aan het eind van de gang was, hoorde ze binnen in het appartement geluiden die op een gevecht wezen.
Denishad haar weliswaar een vuurwapen verstrekt, maar Carl had haar opgedragen dat in Oslo achter te laten. Elk vuurwapen dat ze in het buitenland bij zich droeg mocht nooit traceerbaar zijn en zou zo mogelijk ook het standaardwapen van een buitenlandse vijandelijke mogendheid moeten zijn. Voor haar werk in de Baltische staten had hij diverse pistooltypes aanbevolen. Daarna had hij haar een envelop met duizend dollar gegeven, met daarbij de naam van een wapenhandelaar op de zwarte markt die hij vertrouwde.
Op basis van wat die destijds voor haar beschikbaar had, had ze een Russisch Pistolet Besshumnyy uitgekozen, wat zoveel betekende als ‘Pistool Stil’, en dat ook als PB bekendstond.
Het was een Sovjetontwerp uit het eind van de jaren zestig, dat nog steeds in gebruik was en gefabriceerd werd door Kalasjnikov, de grootste wapenproducent van Rusland. Het pistool was ontworpen voor de 9x18mm Makarovpatronen en bezat een geïntegreerde geluiddemper, die uit twee delen bestond. Dit betekende dat de PB gemakkelijk verborgen kon worden. Je kon het pistool met daaraan de helft van de geluiddemper in je ene jaszak stoppen, terwijl je de andere helft in een andere zak deed.
Het kostte maar weinig oefening om het pistool snel te trekken, in elkaar te zetten en te vuren. Sølvi had dat al zo vaak gedaan dat het haar zelfs in haar slaap lukte. Toen ze halverwege de gang was, had ze het al in elkaar gezet.
Ze was nog nooit in het appartement van de diplomaat geweest. De paar keer dat ze elkaar hadden ontmoet, was dat altijd op eennis-schuiladres in een buitenwijk van de Litouwse hoofdstad geweest. Ze had geen idee hoe het appartement er vanbinnen uitzag. Als het was ingedeeld zoals de meeste appartementen uit die tijd die ze in Vilnius had gezien, zou de deur uitkomen op een gang die naar een woonkamer, eetkamer en keuken voerde. Aan die gang lagen ook een badkamer en waarschijnlijk twee slaapkamers.
Ze bleef bij de deur staan, probeerde regelmatig te ademen en luisterde. Ze hoorde alleen maar gebonk en boze, gedempte stemmen.
Ze had wel een jaarsalaris overgehad voor een zak met flitsgranaten. Als ze zonder een of andere afleiding naar binnen drong, verdubbelde het gevaar waaraan ze blootgesteld was. De enige manier waarop deze actie kon slagen, was als ze van het verrassingselement profiteerde.
Ze probeerde de deurgreep omlaag te duwen. Die was vergrendeld.
Denk na, zei ze tegen zichzelf.
Alle oude gebouwen, althans de mooiere zoals deze, hadden een conciërge. Die zou vast en zeker de sleutels van elk appartement hebben. Maar tegen de tijd dat ze de conciërge had gevonden, kon het al te laat zijn. Ze moest nu naar binnen. De enige vraag was hoe ze dat moest doen.
Als haar diplomaat in elkaar werd geslagen, zouden de lieden die daarmee bezig waren op scherp staan en elk geluid als verdacht beschouwen, zelfs een eenvoudige klop op de deur.