Page 26 of Near Dark

‘Wat is dit?’ vroeg de jongen.

‘Maak maar open.’

Hij opende de envelop. Er zat een paar honderd pond in.

‘Je bent nu een van ons,’ zei zijn contact. ‘We zorgen goed voor onze mensen. Dat heb je verdiend.’

Het was zijn eerste, rudimentaire kennismaking met de onderwereld. Het was een snelle, begeerte opwekkende en ook ietwat onhandige belevenis geweest, zoals wanneer je je maagdelijkheid verloor. Maar het was een succes geweest. Hij had de klus geklaard, en daar ging het om.

De jongen wist het op dat moment nog niet, maar hij had net kennis gemaakt met een beroep waarvoor hij een ongelooflijk talent bezat en waarin hij het buitengewoon naar zijn zin had.

Zijn contact had de beste huurmoordenaars opgeleid die deiraooit op pad had gestuurd. Na verloop van tijd zou de jongen hen allemaal achter zich laten.

De Britten zouden hem vrezen en verwoed op hem jagen. Ze zouden hem openlijk als barbaar afschilderen, maar zijn talent en vaardigheid in het geniep prijzen. De moorden die hij pleegde, zouden lange artikelen in kranten en tijdschriften opleveren. En op een dag zou hij gewoon verdwijnen.

Dat was met Kerstmis 1999. Het Goedevrijdagakkoord was ondertekend, door het volk gefiatteerd en van kracht geworden. The Troubles waren grotendeels voorbij. De lokale vraag naar zijn beroepsgroep was van de ene op de andere dag ingestort.

Daarnaast deed het gerucht de ronde dat hij nog altijd bovenaan een strikt geheime opsporingslijst stond. Nu de situatie in Noord-Ierland zo sterk wijzigde, werden er nieuwe politieke partijen opgericht en nieuwe allianties gesmeed. Er was een smerige, laaghartige strijd om de macht gaande, die de oude Romeinen zou hebben doen blozen. De messen waren geslepen. Het was slechts een kwestie van tijd voordat iemand zich tegen hem keerde.

Nu zijn moeder na een hartaanval alweer twee jaar in haar graf lag en zijn broers en zussen oud genoeg waren om voor zichzelf te zorgen, bestond er voor hem geen reden meer om te blijven. Hij kon gaan en staan waar hij wilde. En hij wilde naar Frankrijk.

Via eenira-contactpersoon in Dublin kon hij een nieuwe identiteit aannemen en een paspoort van de Republiek Ierland krijgen. Michael McElhone werd Paul Aubertin, en hij keek nooit meer achterom.

Nadat hij door Frankrijk had gereisd en alle bezienswaardigheden had bekeken waar hij altijd van had gedroomd, solliciteerde hij bij het Franse Vreemdelingenlegioen en werd aangenomen.

Hij was van plan drie jaar in dienst te blijven en gebruik te maken van de gelegenheid om Frans staatsburger te worden. In het tweede jaar raakte hij tijdens een missie in Kosovo gewond en keerde hij voor een reeks langdurige operaties naar Frankrijk terug.

Volgens de Franse wet kan elke militair in het Vreemdelingenlegioen die bij gevechtshandelingen gewond raakt direct de Franse nationaliteit aanvragen, de zogehetenFrançais par le sang verse, Frans door bloedvergieten. Een maatschappelijk werker hielp hem aan zijn ziekenhuisbed de aanvraag in te vullen.

Tegen de tijd dat hij klaar was met fysiotherapie, was zijn aanvraag goedgekeurd.

Na de naturalisatieceremonie in Parijs besloot hij daar een tijdje te blijven. Hij volgde cursussen aan de Sorbonne, genoot met volle teugen van de musea in de stad en verslond elk geschiedenisboek dat hij in de kraampjes langs de Seine bij de Notre-Dame aantrof, of in de Abbey- en Shakespeare and Companyboekhandels in het Quartier Latin.

Hoe meer hij las, hoe meer hij van de regio Normandië in het noorden begon te houden. Daar lag zijn ware passie, in Deauville, Rouen, de stranden van D-day, en de meest fascinerende abdij die hij ooit had gezien, Mont-Saint-Michel.

Het indrukwekkende middeleeuwse klooster en superpittoreske dorpje lagen op een versterkt eiland in een getijdenbekken aan de kust, vlak bij de monding van de rivier de Couesnon.

Het was eenunesco-werelderfgoedlocatie die uit een Harry Potterfilm afkomstig leek. Het was een van de ontzagwekkendste attracties in heel Europa, die meer dan drie miljoen bezoekers per jaar trok. Ook al had hij er nog zoveel boeken over gelezen en nog zoveel foto’s van gezien, niets was natuurlijk te vergelijken met een echt bezoek.

Volgens de legende was de oorspronkelijke nederzetting in de achtste eeuw gesticht door een Ierse kluizenaar, nadat de aartsengel Michaël aan Aubert, de bisschop van Avranches, was verschenen en hem had opgedragen een kerk op het eiland te bouwen. Daarom had Michael McElhone de naam ‘Aubertin’ aangenomen. Hij had altijd al een bijzondere verwantschap met Mont-Saint-Michel gevoeld. En die verwantschap was alleen maar sterker geweest door het feit dat de stichter een Ier was geweest.

Na nog een paar bezoekjes vanuit Parijs kwam hij tot het besef dat hij daar thuishoorde. Hij pakte het weinige wat hij bezat in en verhuisde naar Normandië.

Hij leefde van een klein pensioen van het Vreemdelingenlegioen, dat hij aanvulde met een baan als privégids voor rijke toeristen. De inkomsten daaruit wisselden echter sterk, en hij had zijn zinnen gezet op een prachtig huis met uitzicht op de oceaan. Om zijn bankrekening te spekken viel hij daarom terug op wat hij het beste kon: mensen vermoorden.

Zijn werk als reisleider was een geweldige dekmantel, en hij vond het werk echt leuk. De uitdaging was om tijdens het toeristenseizoen nee te zeggen tegen moordopdrachten.

Geen van de andere gidsen verdween tijdens het voorjaar en de zomer. Dat was de tijd waarin het geld verdiend werd. Normaal gesproken kwamen ze elkaar meerdere keren per week tegen, zo niet per dag, omdat ze dezelfde bezienswaardigheden bezochten. Als het echt druk was, verwezen ze de klanten zelfs naar elkaar.

Het zou hoogst ongebruikelijk zijn geweest om er dan de brui aan te geven, en hij was dat ook helemaal niet van plan geweest. Maar toen had Lieu Van Trang contact met hem opgenomen.

Trang was zijn bedrijfsleider, bij gebrek aan een beter woord. Als hij in het laagseizoen een moord moest plegen, was de opdracht steevast van Trang afkomstig. Maar ditmaal had hij een heel ander aanbod gedaan. Hij opereerde niet als zijn bedrijfsleider, maar wilde graag partner worden.

De excentrieke Vietnamees, die altijd extreme veiligheidsmaatregelen nam, wilde de deal alleen onder vier ogen bespreken. Hij had familie in Parijs en zou de gelegenheid te baat nemen om hen te bezoeken, als dekmantel voor hun ontmoeting. Voor Aubertin was dat slechts een treinrit, en daarom was hij akkoord gegaan.

Vanwege het koloniale verleden was Parijs de woonplaats van de oudste Vietnamese gemeenschap in de westerse wereld. Er zouden meer dan honderdduizend mensen van Vietnamese afkomst binnen de stadsgrenzen wonen. In tegenstelling tot de Chinezen of de Noord-Afrikanen woonden ze niet bij elkaar in één bepaalde buurt. In plaats daarvan hadden ze zich over de hele stad verspreid en velen van hen waren zelf getrouwd met leden van traditionele Franse families.

Trang had toegang tot een boeddhistische tempel in het zeventiende arrondissement en had voorgesteld om elkaar daar te ontmoeten. Het was daar veilig en niemand zou hen lastigvallen. Maar Aubertin vond dat maar niets, om dezelfde reden dat hij nooit in een Franse moskee zou afspreken.