‘Nou,’ antwoordde Nicholas, ‘volgens instructie van de Ouwe kan het bedrijf te koop worden gezet en mag de nieuwe eigenaar beslissen. Of jij en ik kunnen afspreken om een ander voor die baan binnen te halen.’
‘Nu meteen, terwijl er van alles gebeurd is en er nog steeds van alles aan de hand is?’
‘Ik zou zeggen dat we nu meer dan ooit iemand nodig hebben.’
Harvath had zich er altijd in zekere mate schuldig over gevoeld dat hij de Ouwe niet wilde opvolgen. Maar hij had er geen twijfel over laten bestaan dat hij nog niet gereed was om het veldwerk achter zich te laten. En nu Nicholas zei dat hij wilde stoppen, verergerde dat schuldgevoel nog.
‘Waar ter wereld kunnen we iemand vinden? We kunnen een dergelijke vacature niet gewoon op het internet zetten.’
‘Ik heb al iemand in gedachten, maar laten we dat morgenochtend bespreken. Je ziet er uitgeput uit.’
‘Zo voel ik me ook.’
‘Zeven uur, lukt dat? In de Hickory Lodge?’
‘Ik zal er zijn,’ antwoordde Harvath, terwijl hij zijn sigaar in de asbak uitdrukte en opstond.
Nicholas gebaarde naar de fles. ‘Die is voor jou, als je wilt.’
‘Nee, bedankt,’ zei hij, en hij vertrok naar zijn hut. ‘Ik heb genoeg gehad.’
10
Omdat hij het ontbijt niet wilde missen, had Harvath het alarm op het nachtkastje ingeschakeld en daarbij nog aan de bediening gevraagd of hij gebeld kon worden als het tijd was om op te staan. Dat zou al over een paar uur zijn, maar een paar uur slapen was beter dan niet slapen. Toch wilde zijn lichaam niet meewerken. Hij vroeg zich af of hij de fles whiskey toch van Nicholas had moeten aannemen.
Hij was gewend om met veel meer alcohol in zijn bloed naar bed te gaan en het duurde een eeuwigheid voordat hij in slaap viel. Maar zodra dat lukte, kon hij niet in slaap blijven, althans niet lang.
Hij lag maar te woelen, totdat de zon opkwam en hij het opgaf. Hij trok de fitnesskleren uit zijn garderobe aan en besloot een eind te gaan hardlopen.
Anders dan in Key West was het hier ’sochtends verfrissend koel. Hij wilde de spinnenwebben in zijn hoofd kwijtraken en de resterende drank in zijn lichaam verbranden.
Hij vroeg veel van zichzelf, meer dan de meeste ochtenden. Tegen de tijd dat hij na zijn hardloopsessie bij zijn hut terugkeerde, was hij doorweekt van het zweet. Hij was langer buiten geweest dan hij had gepland en nam snel een douche, scheerde zich en vond iets om aan te trekken.
Precies om zeven uur opende hij de deur van Hickory Lodge en liep het restaurant in. Hij werd totaal verrast toen hij zag wie er bij Nicholas zat.
Gezien de halflege borden en koffiemokken zaten de twee daar al een tijdje. Hij wist niet waarover ze hadden gesproken, maar eerlijk gezegd kon hij dat eigenlijk wel raden.
De man die tegenover Nicholas zat was een ervaren commando en inlichtingenagent. Tijdens de Koude Oorlog was hij in Berlijn gestationeerd geweest, waar hij buitenlandse spionnen moest werven. Hij sprak niet alleen Russisch, maar had ook veel Russen omgebracht.
Na de val van de Muur had hij de Amerikaanse Militaire Inlichtingendienst verlaten en was voor defbigaan werken, waar hij het tot adjunct-directeur had geschopt. Een aantal jaren later had de president hem gestrikt om leiding te geven aan een geheim programma bij het Department of Homeland Security, het Office of International Investigative Assistance, of kortwegoiia. Als hoofd van deoiiawas hij Harvaths baas geweest.
Hun relatie ging echter veel verder terug. Gary Lawlor was een dierbare vriend van Harvaths vader Michael geweest. Hij had zich na de moord op Michael als een de facto vader ontpopt en had ervoor gezorgd dat het hem en zijn moeder aan niets ontbrak. Hij had Harvath ook gemotiveerd om absoluut de beste te worden in al zijn bezigheden. Sinds de begrafenissen van Lara, Lydia en Reed hadden ze elkaar niet meer gezien.
Terwijl hij naar hem toe liep, stak Scot zijn hand uit. ‘Goed om je te zien.’
Lawlor stond op, sloeg zijn armen om hem heen en trok hem naar zich toe voor een stevige omhelzing. Hij was buitengewoon fit voor een man van zijn leeftijd. ‘Alles goed met je?’ vroeg hij zo zachtjes dat niemand het kon horen.
Harvath slikte moeizaam en knikte. Dat was het enige antwoord dat hij kon geven. Hij wist niet wat er zou gebeuren als hij probeerde te verwoorden wat hij echt voelde. Hij was trots en wilde niet midden in zo’n publieke ruimte instorten.
Lawlor hield hem nog wat langer vast. Hij kon bijna het gewicht van al het verdriet dat op Harvath drukte voelen, alsof hij door zware ijzeren ketenen in elkaar werd gedrukt. Het was een gevoel dat hij maar al te goed kende. Zijn vrouw was op een soortgelijke wijze van hem weggenomen, al was dat lang geleden.
‘Het zal steeds beter gaan,’ beloofde hij.
Dat waren precies de woorden die hij maanden geleden tegen hem had gezegd. Harvath wachtte nog steeds tot het beter ging. Weer kon hij als antwoord alleen maar een knikje geven.
Lawlor maakte een eind aan de omhelzing, klopte hem op zijn rug en duwde hem een armlengte van zich af. ‘Je ziet er een beetje mager uit,’ zei hij, terwijl hij hem monsterde. ‘Wat dacht je van een ontbijtje?’
‘Graag,’ antwoordde Harvath, terwijl hij een stoel pakte. Terwijl hij ging zitten, keek hij Nicholas aan en vroeg: ‘Had je me dit niet kunnen vertellen?’