In werkelijkheid tikte de klok al. Het was slechts een kwestie van tijd voordat de politie de gebouwen langs het strand routineus zou inspecteren. Met zijn pistool in de hand waadde hij door het water naar Aubertin toe.
Toen hij dichterbij kwam, zag hij rode bloedstrepen in het water bij zijn dij. Zijn grootste angst werd bevestigd toen hij ook bloed uit een hoofdwond zag stromen. Hij was bij zijn val ergens tegenaan geknald. Verdomme.
Harvath schopte hem met zijn schoenpunt om te zien of hij reageerde. Hij bewoog niet. Hij leek ook niet te ademen, want het water spoelde inmiddels onbelemmerd over zijn gezicht. Hij moest proberen hem te reanimeren. Godverdomme.
Ook al kon het hem geen donder schelen of de moordenaar hersenletsel had opgelopen, Harvath bukte zich toch, greep hem bij zijn shirt en sleepte hem uit het water over de stenen naar de voet van de helling.
Net toen hij hem neer wilde leggen, opende de man zijn ogen en voelde Harvath plotseling een helse pijn dwars over zijn borst.
Hij keek omlaag en zag dat hij in zijn hand een kleine karambit geklemd had, een Indonesisch mes in de vorm van een klauw.
Hoewel hij hem had verrast, was Harvath niet van plan om de man de overhand te gunnen. Hij liet hem meteen vallen, maar in plaats van terug te deinzen en zijn handen naar de verwonding te brengen, haalde hij uit met zijn laars om die in Aubertins gezicht te planten.
De Ier had dat blijkbaar aan zien komen, want op het moment dat Harvath hem losliet, rolde hij naar links.
Hij sloeg nogmaals toe met het mes en sneed dwars door de rechter pijp van Harvath spijkerbroek heen, waarbij hij zijn huid op minder dan een millimeter miste.
Gezien zijn ervaringen in het bargevecht in Key West wist Harvath dat hij er nu een eind aan moest maken.
Hij nam iets meer afstand, waarbij hij zich ervan verzekerde dat hij niet in het water stond, haalde zijn taser tevoorschijn, schoof de cartridge er weer in en liet de moordenaar weer een ritje op de bliksem maken.
Ondanks de blessure aan zijn dijbeen verstijfde zijn hele lichaam door de schok en kromde hij zijn rug. Zodra dat voorbij was en zijn lichaam zich weer ontspande, diende Harvath hem als extraatje nog een schok toe.
En toen nog een, voor het geval dat.
Toen hij uiteindelijk stopte met hem taseren, waren Aubertins ogen in zijn hoofd gerold en was zijn kin bedekt met speeksel.
Harvath pakte de karambit op, smeet die in het water en wachtte tot de man weer bijkwam.
Na een tijdje lukte het Aubertin weer hem aan te kijken. En het eerste wat hij zag was Harvaths vuist, die als een hamer op zijn neusbrug neerkwam. Het kraakbeen verbrijzelde, waarbij het bloed in het rond spatte.
De man probeerde instinctief zijn gezicht te beschermen, maar hij kon zijn armen niet omhoogbrengen. Harvath had hem tegen de grond gedrukt en sloeg genadeloos op hem in.
Hij sloeg hem voor Carl, hij versloeg hem voor Marco, en hij sloeg hem voor zichzelf, en dat was het belangrijkste. Hij bevrijdde het beest in hem van de ketting en liet zijn woede de vrije loop.
Hij brak de kaak van de man, de helft van zijn ribben en zelfs een van zijn oogkassen. Maar dat was nog maar het opwarmertje.
Terwijl het bloed van zijn borst en nu ook zijn handen droop, sleepte hij Ier het brakke water weer in en duwde zijn hoofd helemaal onder.
Hij voelde hoe de man onder zijn greep probeerde weer boven te komen, zodat hij kon ademen. Terwijl Harvath hem onder hield, keek hij over het water naar de lucht, die nu donkerblauw begon te worden, als voorbode van de duistere nacht.
Hij sloot zijn ogen, hield de moordenaar zo lang als hij durfde onder water en trok hem weer omhoog. Hij was nog niet klaar met hem. Nog niet helemaal. Hij moest nog even blijven leven.
Brakend probeerde Aubertin zo diep mogelijk in te ademen.
‘Dat contract voor die moord,’ zei Harvath. ‘Wie heeft jou ingehuurd?’
‘Als je me gaat vermoorden, moet je vooral doorgaan,’ hijgde Aubertin.
‘Ik zal het goed met je maken. Als je me vertelt wat ik wil weten, vermoord ik je niet.’
Nog steeds naar adem snakkend gaf hij nogmaals over en zei: ‘Ik geloof je niet.’
Terwijl Harvath hem in zijn nek vastgreep en aanstalten maakte zijn hoofd weer onder water te duwen, riep Aubertin opeens: ‘Stop! Ik zal het je vertellen.’
Harvath hield de man vlak boven het wateroppervlak vast bij zijn nek, zodat de golven zijn gezicht raakten. ‘Je hebt nog drie seconden,’ zei hij. ‘Gebruik ze goed.’
‘Zijn naam is Lieu Van Trang,’ zei Aubertin.