Page 114 of Near Dark

De blik op haar gezicht sprak boekdelen. Zij kon het evenmin geloven.

‘Wat doen we?’ fluisterde ze.

Harvath had daar geen antwoord op, althans geen goed antwoord. Ze hadden een eind in hun kerkbank moeten opschuiven om plaats te maken voor laatkomers. Ze konden onmogelijk de kerk uit komen zonder over anderen heen te kruipen. En hoe stil of beleefd ze daarbij ook bleven, het zou zeker de aandacht trekken.

Ze hadden weliswaar een uitstekend zicht op de dienst, maar toen ze gedwongen werden op te schuiven in hun bank, werd het zicht naar achteren deels geblokkeerd door een zuil. Daardoor kon Harvath een flink deel van het publiek niet zien. Hij was ervan overtuigd dat hij Aubertin daarom nog niet gespot had.

Maar zelfs als hem dat gelukt was, wat zou hij dan moeten doen? Zijn pistool trekken en roepen dat die man zich niet moest verroeren? Er waren hier te veel burgers. Hij moest een beter plan bedenken.

Nu het buiten vloed werd, was er nog maar één manier om van het eiland af te komen: via de dam. Wel waren er diverse manieren om de abdij te verlaten en de hoofdpoort beneden te bereiken. Hij en Sølvi moesten zich opsplitsen. Als hij Aubertin boven kwijtraakte, moest hij erop kunnen rekenen dat zij hem beneden in de val zou laten lopen.

Hij benadrukte het woord ‘val’ teneinde een duidelijk onderscheid te maken met het woord ‘doden’. Aubertin was de volgende schakel in de keten. Zonder hem zou Harvath weer in het duister tasten en opnieuw moeten beginnen.

Toen ze uitgefluisterd waren, boog Sølvi zich naar Dominique toe, die vanuit haar ooghoeken naar hen had zitten kijken, en bood ze haar excuses aan. Ze legde uit dat ze slecht nieuws uit Canada hadden ontvangen over een goede vriend en dat ze terug moest naar het hotel.

Dominique legde uit dat de dienst bijna afgelopen was, maar Sølvi stond erop om te vertrekken, bedankte haar en nam afscheid.

Harvath zei tegen haar dat hij zo snel mogelijk zou komen en bleef recht voor zich uit kijken. Voor zover hij wist had Aubertin geen enkel idee wie Sølvi was. Zelfs als hij haar zag opstaan en vertrekken, zou hij daar geen seconde over nadenken. Andere toeristen waren op aandringen van hun gidsen al bezig hun spullen te verzamelen en maakten zich op om als eersten de kerk te verlaten om de drukte voor te zijn.

Hij wilde dat Nicholas een nauwkeuriger trackingsysteem had gebruikt, maar hoewel hij niet wist waar Aubertin zat, had hij nog altijd het ultieme voordeel: de moordenaar had geen idee dat hij hier was.

Terwijl de laatste noot van de dienst door de kerk weerklonk en wegstierf, pakte Dominique Harvath bij zijn arm en zei: ‘C’est fini.’

‘Dit is voor jou,’ antwoordde hij, nadat hij nog een royale fooi uit zijn zak had gehaald. ‘Ik moet nu meteen naar mijn vrouw toe. Bedankt voor alles.’

Voordat de gids kon reageren, was hij al in de tegenovergestelde richting verdwenen. Niet in de richting van de deur waardoor ze waren binnengekomen, maar verder de kerk in.

Als een haai die door het water gleed slalomde hij tussen het publiek door. Al zijn zintuigen stonden op scherp en hij was superalert. Hij hield zijn hoofd omlaag en zijn blik omhoog, overal om zich heen kijkend, op zoek naar zijn prooi.

Terwijl hij verder liep, verwachtte hij dat de siddering weer toe zou slaan, dat Aubertin nogmaals over zijn graf zou lopen en zou laten weten dat hij in de kerk was. Maar de siddering bleef uit.

In plaats daarvan zag hij in een flits iets wat zijn aandacht trok. Iets links van hem. Een poloshirt dat hij eerder had gezien. Alsof het een druppel bloed in het water was, gleed hij er naartoe.

Toen hij dichterbij kwam, zag hij een rok die hem bekend voorkwam. Daarna een blazer, een zonnejurk en een paar sandalen. Hij kende deze kleding, deze mensen. Hij had hen al eerder gezien, voor de Auberge Saint-Pierre.

Dit was het gezin dat de winkel aan de overkant van de straat was binnengegaan op het moment dat hij de siddering voor het eerst had gevoeld. Ze leken rijk genoeg om een privégids in te huren. En als dat zo was, wilde hij er ook nog wel op gokken dat hij wist wie de gids was.

Waar was die vent nou toch?

Harvath bleef om zich heen kijken, het publiek in zich opnemend. Opeens zag hij hem. Aubertin.

Zijn jagersinstinct nam het over en hij greep naar zijn pistool. Op dat moment brak de hel los.

Het was zo onverwacht dat Aubertin hem niet meteen herkende. Maar zijn gezichtsuitdrukking was onmiskenbaar. Die was in een oogwenk veranderd, alsof iemand een schakelaar had omgezet. Pas toen hij zijn wapen tevoorschijn haalde, besefte hij naar wie hij keek. Scot Harvath.

Aubertin trok zijn pistool, maar in tegenstelling tot Harvath, die zich blijkbaar zorgen maakte over het publiek, aarzelde hij geen moment. Hij schoot.

De kogel velde een man die per ongeluk voor Harvath was gaan staan om een foto te maken.

Bij het geluid van het pistoolschot brak er meteen paniek uit en sloegen de bezoekers op hol. Doodsbange gezinnen en tourgroepen werden uit elkaar gedreven, terwijl iedereen zich in verschillende richtingen verspreidde. Een groot aantal mensen, onder wie kinderen, werd onder de voet gelopen. Het was een pandemonium.

En dat bood Aubertin de kans zich te verschuilen.

Terwijl hij met de menigte in de richting van de dichtstbijzijnde uitgang meebewoog, hield hij zijn pistool laag en uit het zicht. Hij had geen idee hoe Harvath hem had gevonden of hoeveel mannen hij had meegenomen. Het kwam er nu slechts op aan om te ontsnappen.

Buiten greep hij een honkbalpet van een achtergelaten rugzak en rende hij zo hard mogelijk weg. Hij wurmde zich uit zijn blazer en wikkelde het kledingstuk om zijn rechterhand om zijn pistool te verbergen. Zijn enige hoop was om van het eiland af te komen voordat de politie de weg over de dam afsloot.

Maar dat was natuurlijk precies wat ze dachten dat hij zou doen. Daar zouden Harvath en zijn mensen hem opwachten. Ze hadden hem in de val gelokt, althans, dat dachten ze.