Page 107 of Near Dark

Harvath hield zijn lachen in en deed wat hem werd gezegd.

Nadat hij de afspraak met Dominique Loiseau had geregeld, hing hij op en voerde hij de nieuwe bestemming in in de gps. Mont-Saint-Michel was nog geen uur rijden.

46

Het getijdeneiland Mont-Saint-Michel was via een kunstmatige dam verbonden met het vasteland. Maar de weg over deze dam was alleen voor officieel verkeer geopend.

Bezoekers moesten hun auto op een van de officiële parkeerterreinen achterlaten en konden vervolgens te voet, met een paardenkar of een gratis pendelbusje, de zogeheten ‘Passeur’, over de dam naar het eiland oversteken.

Harvath vond het maar niks dat ze hunsuvmoesten achterlaten, maar hij had geen keuze. Nadat ze een plekje voor de Land Rover hadden gevonden, sloten ze die af en liepen ze naar het toeristenbureau in de buurt, in de hoop de nodige informatie te krijgen.

Een van zijn grootste vragen was hoe het met de veiligheid gesteld was als ze eenmaal ter plekke waren. Het duurde niet lang of hij wist het antwoord.

Volgens een bord dat ze passeerden, waren op Mont-Saint-Michel alleen handtassen en kleine rugzakken toegestaan. Voordat je het eiland via de vestingwerken kon betreden, was er een veiligheidscontrole. Alle tassen werden doorzocht.

Er stond niets vermeld over controles met een metaaldetector of andere scanapparatuur, maar messen waren in elk geval verboden voorwerpen. Drones waren ook verboden en met een rode cirkel op een kaart werd de uitgebreide zone rond het eiland aangeduid waar niets de lucht in mocht.

Het enige wat ze mee konden nemen waren de voorwerpen die ze onder hun kleding konden verbergen.

Harvath probeerde zichzelf gerust te stellen met het idee dat dit slechts een verkenningsoperatie was en geen tactische confrontatie. Maar tegelijk had hij altijd gevonden dat je nooit te goed voorbereid kon zijn.

Terug bij de Land Rover hielden hij en Sølvi om de beurt de omgeving in de gaten, terwijl de ander ongezien voorbereidingen trof. Toen ze klaar waren, sloten ze de auto weer af en begaven ze zich naar de shuttlebus.

Toen de Passeur eenmaal arriveerde, was het nog maar een paar minuten rijden naar het eiland. Het uitzicht was geweldig. Van alle plaatsen die hij in de wereld had bezocht en van alle bezienswaardigheden die hij had bekeken, was Mont-Saint-Michel een van de mooiste en spectaculairste. Hij kon begrijpen waarom het als het achtste wereldwonder werd aangeduid. Als een gezelschap ridders de poorten uit was gestormd en hen al galopperend door het moeras was gepasseerd, zou dat helemaal niet vreemd hebben geleken.

Toen de bus stopte en ze uitstapten, trok Sølvi Harvath snel met zich mee naar opzij, voordat de andere toeristen op hetzelfde idee kwamen en liet ze hem poseren voor een foto met haar. Hoewel hij geen liefhebber van selfies was, deed hij haar dit plezier graag. Ze stelden immers een getrouwd stel op vakantie voor. Het onbelemmerde uitzicht op de versterkte middeleeuwse stad met zijn hooggelegen abdij boven op de heuvel was ronduit adembenemend. Dat had ze goed gezien.

In overeenstemming met de waarschuwing op het vasteland was er inderdaad een tassencontrole. Er stonden zoveel bezoekers in de rij dat het langer duurde om hier te passeren dan de hele rit met de shuttlebus.

Gelukkig was er geen controle met een metaaldetector of een bodyscan. Voor het geval dat die er was geweest, had hij met Sølvi afgesproken dat ze zou veinzen dat ze iets belangrijks in de Land Rover had laten liggen en dat ze terug moesten naar de auto.

Vlak na de tassencontrole stond Dominique Loiseau te wachten, zoals beloofd. Ze was een stijlvolle, kleine Française van in de zestig met platinablond haar en een rood met gouden sjaal. Over de telefoon had ze uitgelegd dat ze die sjaal droeg opdat haar klanten haar konden herkennen. Hoewel Harvath haar sowieso zou hebben herkend, was dat waarschijnlijk een goed idee. De profielfoto die ze op de website had geplaatst was minstens twintig jaar oud.

‘Is dat haar?’ vroeg Sølvi.

‘Dat is haar,’ zei Harvath.

Zodra Sølvi begon te zwaaien, begon Loiseau te glimlachen. Ze zwaaide terug en liep naar hen toe. Ze was werkelijk een prachtige dame.

‘Monsieur en Madame Owen,’ zei ze, terwijl ze haar hand uitstak. ‘Wat leuk jullie te ontmoeten.Bienvenue a Mont-Saint-­Michel.’

‘Het is ons eveneens een genoegen,’ antwoordde Sølvi, terwijl ze haar een hand gaf.

‘Madame Loiseau,’ zei Harvath, en ook hij schudde haar de hand. ‘Bedankt dat u ons op zo’n korte termijn van dienst kon zijn.’

Haar Engels was uitstekend. ‘Het is mij een eer,’ zei ze. ‘En weet u, Madame Loiseau was mijn grootmoeder. Noem me alsjeblieft Dominique.’

Ze was reuzecharmant, en daarom mocht Harvath haar meteen. Met charmante dames kon je heel gemakkelijk een band opbouwen.

‘Oké,’ vervolgde ze energiek. ‘Is een van jullie ooit eerder in Mont-Saint-Michel geweest?’

Harvath en Sølvi schudden hun hoofd.

‘En in Normandië dan?’

Weer schudden ze hun hoofd.

‘Frankrijk?’